top of page

Een avond Rowwen Hèze gaat over ouder worden

Door Tom Janssen. Foto’s: John Klijnen. (ZEF Magazine, september 2016)




Eindelijk mag ik dan uitpakken. Met zweet op het voorhoofd, een nat shirt aan en plakkerige handen van het bier, tracht ik mijn broek open te maken. Terwijl ik mij voorbereid op het ledigen van mijn, met alcohol doorgespoelde blaas, zie ik links in mijn ooghoek twee mensen op de grond zitten. Een man met zijn vriendin, vrouw of minnares op schoot. Wiegend. Genietend. En meer dan waarschijnlijk penetrerend. Ik ben niet de enige die het ziet. Onder het klateren, stoten mannen elkaar met de elleboog aan. “Kiek doa.”


Het is een levende herinnering aan mijn eerste ‘concert’ ooit, zo’n vijftien jaar geleden alweer. Rowwen Hèze in de tent in Ransdaal. Net zestien was ik en toch wel enigszins beschermd opgevoed. Waar menig beginnende puber vandaag de dag zijn of haar zaterdagavond al comazuipend in een of andere huiskamer, garage of keet doorbrengt, zat ik, in wat mijn rebelse jeugdjaren hadden moeten zijn, meestal nog met de natte haartjes in de pyjama op de bank, Love Letters en Studio Sport te kijken.


Toen ik net zestien was geworden, mocht ik voor het eerst naar iets wat op een discotheek leek. De deksel van de welbekende doos van Pandora was dus al eventjes opgetild. Dus toen Rowwen Hèze op het jaarlijkse Ranzelfestival kwam spelen — zo’n drie kilometer van mijn dorp af — wist ik wel waar ik heen wilde. En op mijn concertdebuut werd ik als braaf manneke geconfronteerd met een neukend stelletje onder de pisgoot.


Alhoewel, is dat wel zo? Nu ik vijftien jaar later op dezelfde plek sta — althans, in dezelfde tent in Ransdaal, waar zo meteen Rowwen Hèze gaat spelen — vraag ik mij af of ik dat wel daadwerkelijk heb meegemaakt. Een vriend die de bewuste avond er ook was, beweert immers ook hetzelfde schouwspel te hebben gezien. Stonden we naast elkaar? Ik weet het niet meer. Nu de jaarteller bij mij de dertig is gepasseerd, lijken in gewapend beton gegoten herinneringen toch aan erosie onderhevig te zijn.

Een avond Rowwen Hèze wijst een vroege dertiger sowieso op het onontkoombare lot van het ouder worden. Want, als bij de eerste tonen van de band uit America, op de voorste rijen de pleuris uitbreekt, is er geen vezel in mijn lichaam die aanstalten maakt om zich in het strijdgeweld te storten. Dat was vroeger wel anders. Het waren de tijden dat je niet maalde om een kapot gereten shirt, een elleboog in je gezicht of een smak op de planken. Inmiddels, als de slecht verzekerde ZZP’er die ik ben, zonder noemenswaardige pensioensopbouw of rechtshulp, laat je dat wel uit je hoofd.


Die constatering maakt een mens nostalgisch. In ieder geval denk ik terug aan de onbezorgdheid van toen. De eerste keer een bekende band gaan zien, de eerste biertjes en de eerste meisjes, van wie je hoopte dat ze zouden kijken naar hoe jij stoer je staande hield in de pogo bij ‘Henk is enne lollige vent’. Ik keek andersom in ieder geval wel eens achterom naar de meisjes aan de rand van de moshpit en moest dat regelmatig bekopen met een frontale bodycheck en flink wat blauwe plekken nadien.


Met weemoed denk ik aan de fietstochten naar Ransdaal (of waar dan ook een tent stond). Rijlessen kon je aan het begin van dit millennium pas nemen als je achttien was, dus Gazelle en Sparta waren onze trouwe vrienden. Overigens niet van een andere maat van mij. Die was namelijk na een rondje beuken in het voorvak bij Rowwen Hèze zijn fietsensleutel kwijtgeraakt, moest dien ten gevolge bij iemand (niet ik) op de bagagedrager en vloog uiteindelijk bij de eerste beste verkeersdrempel daar weer vanaf.


Terwijl de herinneringen voorbij vliegen, kijkt deze nostalgische zak (lees: ondergetekende) naar het podium. Hoe zouden de mannen — toch ook al boven de vijftig — zich daar voelen? Is het another day at the office? Of kun je als band nog geïnspireerd raken als wéér een nieuwe generatie jongeren — wat heel knap is als je als band al zo lang bestaat — op jouw muziek kameraadschappelijk op elkaar in beukt en het bier met de liters door de zaal smijt? Vanavond lijkt dat in ieder geval zo. Ik heb Rowwen Hèze nog vaak zien spelen de afgelopen vijftien jaar, maar niet altijd met dezelfde bevlogenheid als nu.


Ik kijk om mij heen en zie meer generatiegenoten op de tweede rij. Net als ik, schudden ze meewarend het hoofd als ze jongens en meisjes van vijftien, zestien jaar met koeienstift op het gezicht naar de bar zien rennen, om maar weer een keer bier te halen, dat ze waarschijnlijk niet eens zullen opdrinken. We lachen als we jongens tegenkomen zonder shirt, omdat we weten dat het op een oktoberavond vrij koud kan zijn als je met ontbloot en nat bovenlijf terug naar huis moet fietsen. En allemaal denken we hetzelfde: Die jongens, dat waren wij.


Alleen dan zonder de koeienstift. Wat een onzin.


Of ben ik nu een ouwe lul?

bottom of page