top of page

Andy Cairns is de aardigste man ter wereld. Punt.

Door Tom Janssen. Foto’s: Rohan Nagel (ZEF Magazine, 16 november 2015)


Als de mensen van Grenswerk jou als redactie van een popmuziekmagazine mailen met de vraag of je een Q&A-sessie met Andy Cairns, frontman van Therapy?, wilt leiden, dan aarzel je niet lang. Althans, dat lijkt misschien zo. Want, wat als diegene die de vertolker is van de soundtrack van jouw puberteit — aldus collega en gespreksleider Roel Peijs — nu eens flink blijkt tegen te vallen? Dat ‘ie een botte boer is of een clichébraker. Niets is echter minder waar, zo weten we achteraf. Want Andy Cairns is misschien wel de aardigste rockster van de wereld.


Een lang verhaal kort: Roel deed het gesprek en nee, het viel niet tegen. Integendeel. Andy Cairns was zeer spraakzaam tijdens het uurtje praten met een select gezelschap fans, afgelopen zaterdag in de sfeervol ingerichte muziekinstrumentenwinkel Sticks ‘n Strings in Venlo. Natuurlijk, het ging over Parijs. Over het bloedbad dat de avond van tevoren plaatsvond in, onder andere, een concertzaal waar nu geweersalvo’s klonken in plaats van muzikale noten. Over Andy’s vrienden die op het laatste moment hun tickets weggaven aan andere bekenden, die de massaslachting niet hebben overleefd. En over zijn eigen ervaringen met terrorisme, tijdens zijn jeugd in het Noord-Ierland van de Troubles; de bloedige strijd tussen katholieken en protestanten. “Mijn vrienden met wie ik in bandjes speelde, en ik, hadden allemaal een andere achtergrond. Maar music was sacred. Altijd”, aldus het boegbeeld van Therapy? “Maar het doet mij pijn dat mijn kind in deze wereld moet opgroeien. Vroeger, toen ik in Belfast woonde, moest ik altijd rekening houden met bomaanslagen van de IRA, die schering en inslag waren. Ik hoopte dat mijn kind nooit die angst zou hoeven hebben.”

Spraakzaam — of beter gezegd: open — was Cairns ook over zijn muzikale verleden. Een fan constateert tijdens het gesprek dat op het nieuwe album ‘Disquiet’ invloeden zijn terug te horen van succesalbum ‘Troublegum’, waarvan Therapy? nog niet zo lang geleden het twintigjarig jubileum vierde. Of er ook elementen van ‘Infernal Love’, dat andere, destijds met onwijs hoge verwachtingen omgeven album, op een eventueel toekomstige plaat terecht zullen komen, vraagt ze. “Die vraag kreeg ik gisteren ook al”, reageert Cairns. “Ik heb er daarom over nagedacht. (Zuchtend) Misschien de straight forward nummers.”


Hij neemt een gereedstaande gitaar ter hand en speelt ‘Jude The Obscene’, afkomstig van ‘Infernal Love’. “Met een nummer als dit heb ik nog wel wat, maar met de rest eigenlijk niet. Sterker nog; ik heb lange tijd dat album gehaat. De tijd dat we die plaat maakten, was geen goede periode. Voor de band niet, voor mij niet. Ik dronk, zat aan de drugs, was volledig uitgeput.”


Cairns wijdt uit over de worsteling die de totstandkoming van ‘Infernal Love’ uiteindelijk werd. “Toen ‘Troublegum’ uit kwam, had niemand verwachtingen bij dat album. Vervolgens verkocht ‘Troublegum’ heel erg goed. We hadden op een gegeven moment bijna één miljoen platen verkocht, we zaten inmiddels op enkele honderdduizenden. Op de dag dat we de studio ingingen voor de opvolger, komt de A&R-manager van onze platenmaatschappij naar mij toe, vlak voordat ‘ie in zijn sportwagen stapt, met een simpele mededeling: “‘Troublegum’ heeft net de grens van één miljoen doorbroken. Dus van die nieuwe plaat moeten er zeker anderhalf miljoen verkocht worden.” Kaboem. Daar sta je dan. Meteen voelde ik die spanning. Bij de eerstvolgende luisterbeurt van de platenbonzen, had ik dus alleen maar dit klaar (speelt een lullig riffje).”


Overigens praat Cairns niet alleen, hij spéélt ook. Drie nummers maar liefst, akoestisch, waaronder ‘Sister’, waar de zanger van zegt de tekst niet meer helemaal te kennen.


De miljoenensales liggen ver achter Therapy?, maar Andy Cairns lijkt meer te genieten dan ooit van zijn muzikantenbestaan. “Toen we net doorbraken met de band, wilden we steeds een stapje hoger”, vertelt hij. “We speelden in de Ulster Hall in Belfast, waar we in onze jeugd alle grote bands zagen, maar waren met ons hoofd al bij de King’s Hall, die nóg groter was. En toen we die uitverkochten, waren we al bezig met welke arena we nu weer zouden kunnen doen. Maar nu vind ik alles prachtig. Het contact met de fans, kleine zaaltjes, vertellen over mijn muziek: Ik doe het met groot plezier.”

bottom of page